Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], In [1]het tweede jaar van den koning [2]Darius, in de zesde maand, op den eersten dag der maand, geschiedde het woord des HEEREN, [3]door den dienst van Haggai, den profeet, tot Zerubbabel, den [4]zoon van Sealthiel, [5]den vorst van Juda, en tot Josua, den zoon van Jozadak, [6]den hogepriester, zeggende: 1. Zie de aantekening bij Ezra 4:24, en Ezra 5:1. 2. Hebr. Darjavesch. 3. Hebr. door de hand. Zie de aantekening bij Ex.9:35; Hand.11:30, en Hand.7:35; voorts Haggai, anders gemeenlijk genoemd Aggens. Hebr. Chaggae. 4. Zoon is hier te zeggen neef, want eigenlijk te spreken was zijn zoon van Pedaja, die een zoon van Seathiel was; 1 Kron.3:17,18,19. Zerubbabel wordt ook genoemd de zoon van Sealthiel tot een zoon is aangenomen, uit Luk.3:27. 5. Dat is, den vorst uit en over den stam van Juda. 6. Hebr. den groten priester, of den grootsten priester.